Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo [35]geve u dan God van den [36]dauw des hemels, en de [37]vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most. 35. Dit is niet alleen een wens, maar ook een profetie, die naar de letter niet zozeer in Jakob, als in zijn nakomelingen vervuld zou worden. Niettemin zijn de geestelijke weldaden, daardoor afgebeeld, hem met alle ware gelovigen gemeen geweest. 36. Begrijp onder den naam dauw, die in het land Kanaan om de schaarsheid van den regen zeer nodig was, allerlei zegen, die door middel van de lucht en den hemel over het aardrijk komt. Verg. Deut.33:13,14. 37. Dat is, veel goed en kostelijk gewas, uit een goede en vruchtbare landstreek; verg. Deut.8:8, en Deut.32:13,14, en Deut.33:24.